Het Weeshuis der Hervormden in Schiedam kende in zijn geschiedenis vele pieken, dalen en koerswijzigingen. Bij de oprichting van het Weeshuis in 1605 waren het de ‘schamele weeskinderen’ die in behoorlijke tucht, discipline en ‘vreese Gods’ opgevoed moesten worden. Zij kregen in de loop der eeuwen gezelschap van halfwezen, vondelingen, voogdijkinderen en verlaten kinderen. Niet dat de Weeshuisbestuurders zo veranderingsgezind waren, wel omdat zij telkens zochten naar nieuwe hulpverleningsvormen die pasten bij de tijdgeest.
Het Weeshuis der Hervormden verlegde in de twintigste eeuw de aandacht naar Kinderbeschermingskinderen, uitmondend in de nieuwe jeugdzorginstelling de Lindenhof. Professionalisering en democratisering stelden aan de organisatie andere eisen dan voorheen. Dit leidde in de jaren ’70 tot een splitsing: de Lindenhof als professionele instelling en het Weeshuis der Hervormden als fonds voor jeugdzorg.
Uit archieven en interviews met oud-bewoners wordt in Van wezen tot zijn de bijzondere geschiedenis van het Schiedamse Weeshuis en zijn nazaten gereconstrueerd.
Opdrachtgever: Weeshuis der Hervormden, Schiedam